Kerktorens als bakens in Drentsche Aa-gebied
Nationaal Park Drentsche Aa telt meerdere kerken. Ze rijzen op in het landschap en dienden zo als baken voor reizigers. Ze horen bij het esdorpenlandschap. In het Drentsche Aa gebied zijn de kerktorens van Rolde en Anloo de bekendste.
Kerktorens als bakens
Nationaal Park Drentsche Aa is uniek. Niet alleen vanwege de prachtige beekdalen met bijbehorende flora en fauna. Het Nationaal park is uniek in het feit dat er volop wordt gewoond en gewerkt. En waar wordt gewoond, spelen kerkgebouwen een belangrijke rol. Deze gebouwen hebben niet alleen grote betekenis voor de eigen kerkgemeenschap (onlosmakelijk verbonden met de belangrijkste momenten in een leven als geboorte, huwelijk en overlijden), maar vormen vaak ook het middelpunt van een dorp of streek. Ze zijn karakteristiek en beeldbepalend, meestal het oudste gebouw in een dorp en worden vaak door de hele gemeenschap gebruikt. De middeleeuwse godshuizen in Nationaal Park Drentsche Aa zijn bijna altijd ouder dan welk gebouw ook in dorp. Alleen het omringende landschap is ouder. Een landschap dat behoort tot de oudste cultuurgebieden van Nederland, gelet op de aanwezigheid van hunebedden. De oude kerken met de torens zijn fraaie elementen in dat landschap en maken er deel van uit. Eeuwenlang waren het oriëntatiepunten voor reizigers en landmeters. Kerken vertellen het verhaal van het christelijk geloof door de eeuwen heen, maar ook het gewone leven en de maatschappelijke verhoudingen in vroeger tijd worden er duidelijk.
Ooit was het kerspel, de kerkelijke gemeente, de organisatie waarbinnen en waar vanuit de lagere rechtspraak, de waterbeheersing, het onderwijs en de armenzorg werden geregeld. Na de reformatie werd het vaak deels een wereldlijke bestuursinstelling, te beschouwen als voorloper van de latere gemeente. De gemeenten in onze vorm zijn van 1808.
Behalve het woord van God, hoorde men in de kerk ook het nieuws en werden regels en keuren (verordeningen) van de overheden afgekondigd. Als een hond of een varken was weggelopen, kon de eigenaar in de kerk horen bij wie het beest was komen aanlopen.
Recht werd gesproken (denk hierbij ook aan de jaarlijkse vergadering van de Etstoel in augustus) en verkiezingen werden gehouden in het centrum van een gebied, op kerkhoven en in kerken. Vaak werd in het dorp dan ook een jaarmarkt gehouden. Tijdens gevaren vluchtten de kerspellieden in de kerk. Dat was lang een van de weinige stenen gebouwen in de nederzetting, hoog gelegen en ook nog goed te verdedigen.
In de Franse tijd (1795-1813) voerde Napoleon de scheiding tussen kerk en staat in. In 1798 kwam er een wettelijke maatregel waardoor de overheid geen bemoeienis meer had met de kerk. Alle onroerende goederen werden eigendom van de kerk. Behalve...... de torens. Dat ging overigens niet zonder discussie, want de kerkelijke gemeenschappen wilden het beheer over het gehele gebouw, inclusief de toren. Maar de regeling spreekt klare taal: Het gaat om "Artikel VI der Additionele Artikelen tot de Acte van Staatsregeling des Bataafsche Volks". Een hele mondvol. Wat staat daar voor belangrijks in? Dit: „De Torens aan de Kerkgebouwen gehegt, benevens de Klokken, van met deselver huisingen, worden verklaard eigendommen te zijn en te blijven der Burgelijke Gemeenten, staande ten allen tijde onder deselver beheering en onderhoud". Want Napoleon wilde de strategische functie (uitkijkpost) hiervan maar wat graag in handen van de overheid houden. Daarnaast vervulden de torens immers een publieke functie: dronkaards konden er hun roes uitslapen, rechters velden er hun oordeel, de dorpsomroeper galmde er zijn boodschap en bij rampen werd de noodklok er geluid. Soms werd de toren gebruikt als gevangenis. Pas later verdween die openbare functie. Maar feit is dat veel torens nu nog in eigendom en in beheer van de overheid zijn. Veel burgerlijke gemeenten willen nu graag van deze torens af vanwege de onderhoudskosten. Maar waren veel kerkgemeenschappen in 1798 tegen het feit dat zij geen eigenaar werden van de torens, nu zijn ze er maar wat blij mee.
Door toenemende secularisatie dreigen kerkgebouwen verloren te gaan. Om die reden heeft Het Drentse Landschap in 2003 de Stichting Oude Drentse Kerken opgericht. Met als doelstelling “De stichting zet zich in voor het behoud van de waardevolle boegbeelden van de Drentse cultuurgeschiedenis”. Momenteel heeft de stichting 5 kerkgebouw in eigendom, waaronder de Nederlands Hervormde Kerk in Eext.
Anloo - Magnuskerk
De Magnuskerk is waarschijnlijk de oudste kerk van Drenthe. De huidige kerk is gebouwd op de plek waar eerder al vijf houten kerken hebben gestaan. Het tufstenen schip dateert van rond de 11e eeuw, de bakstenen toren, gebouwd op een oudere onderbouw van veldkeien en vuurstenen, uit de twaalfde eeuw, het lagere koor uit de 13e eeuw en het zadeldak en trapgevels van de toren uit 1895.
In de middeleeuwen was Anloo de hoofdplaats van het dingspil Oostermoer. De kerk van Anloo was de moeder kerk van Oostermoer, dat zich uitstrekte van Zuidlaren tot en met Borger. De kerk dankt haar naam aan Magnus, bisschop van Trani (Italië). De bisschop werd na zijn marteldood heilig verklaard. Zijn sterfdag wordt op 19 augustus herdacht. Op diezelfde dag vergaderde de Etstoel eeuwenlang in de kerk van Anloo. Tot de hervorming, die in Drenthe in 1598 werd doorgevoerd, was de kerk van Anloo een katholieke kerk. De 18de-eeuwse grafkelder van de familie Alberda is gerestaureerd. Bij de restauratie van de kerk in de jaren 1936-1944 was deze grafkelder wel ontdekt, maar weer dichtgegooid. Nu is hij voor iedereen te bezichtigen.
Het kerkhof, rondom de kerk gelegen, is geheel ommuurd. De kerk bezit acht graf- en gedenkstenen uit de 12e tot en met de 18e eeuw. Op de oostmuur van het schip van de Magnuskerk staan muurschilderingen uit verschillende perioden. Het is onbekend door wie en waarom ze zijn gemaakt.
Het orgel is gebouwd in 1718 door Rudolf Garrels en Jannes Radeker. Beide leerlingen van de bekende orgelbouwer Arp Schnitger. Het is aan de kerk geschonken door familie Ellents, een vooraanstaande Drentse familie.
De hooggeplaatste Romaanse ramen zijn bij een grootscheepse restauratie tussen 1936 en 1944 aangebracht.
Bron: site van Anloo en Magnuskerk
Eext – Nederlands Hervormde Kerk
Eext is een van de oudste dorpen van Drenthe met al voor het jaar 1000 zo’n twintig boerderijen. Kerkelijk viel het echter altijd onder Anloo. Pas in 1841 kwam aan deze situatie een einde toen het dorp deze eigen kerk kreeg waar ook de inwoners van Anderen en Eexterzandvoort konden kerken. Het kerkje werd gebouwd als waterstaatskerk. Dat betekent dat de kerk met financiële steun van de landelijke overheid werd gebouwd. Het ontwerp en de bouw van dergelijke kerken was onderhevig aan de goedkeuring en controle door ingenieurs van het ministerie van Waterstaat.
Het gebouw heeft een omlijste ingang en een puntgevel met daarop een opengewerkte dakruiter.
Op veel plekken in Drenthe was in deze periode de ambitie om een kerk te stichten vaak groter dan de inhoud van de kas. Toch besloten relatief arme en kleine gemeenschappen tot de bouw van een eigen kerk, vaak na inzamelingsacties onder de leden. Dit had met gemak te maken: de reistijd werd immers aanmerkelijk korter. En ook met identiteit: het dorp en gemeenschap onderscheidde zich met een eigen kerk. In de 19e eeuw was ook in Drenthe de tijd van afscheidingsbewegingen die vooral aanhang kregen in dorpen zonder een eigen kerk. Met meer eigen kerken hoopte de Hervormde Kerk zijn leden te behouden. In deze periode zijn er veel eenvoudige zaalkerkjes gebouwd. Met name in dorpen die later weinig zijn uitgebreid bleef de financiële basis voor het onderhouden en moderniseren van het kerkgebouw vrij smal. De Hervormde kerk in Eext is een illustratie van deze ontwikkeling. Het interieur is sinds de stichting nauwelijks veranderd, alleen het orgel is er begin 20e eeuw aan toegevoegd. De kerk is eind 2011 overgedragen aan Stichting Het Drentse Landschap. Om en in deze kerk werd nooit begraven.
Bron: site van Anloo
Gasselte – dorpskerk
Onze-Lieve-Vrouwekerk ook wel Het Witte Kerkje genoemd.
Gasselte is een oude nederzetting. Bij de aanleg van de tunnel onder rijksweg 34 is in 1975/77 een oudheidkundig bodemonderzoek gedaan, waarbij sporen aan het licht kwamen van een wegdorp, dat daar gelegen heeft tussen ca. 850-1150. Later bestond het dorp uit twee delen, het Grotenend en het Lutkenend, ook Westenend en Kerkenend geheten. Deze zijn in de 19e en 20e eeuw met elkaar verbonden door bebouwing aan de Dorpsstraat.
Het Witte Kerkje is gebouwd aan de rand van de hoge es. Waarschijnlijk gesticht in de tweede helft van de 13e eeuw. De eerste vermelding is uit 1328, als Harmen pastoor in Gasselte is. Stichters waren de Gasselter eigenerfden, zoals in de kroniek staat, “eertijts gestyfftet op 24 Hoffsteden.”
De kerk is een dochterkerk van Borger. Tot in de 20e eeuw moesten sommige Gasselter boeren rogge leveren aan die kerk. Uiteraard was de kerk katholiek, gewijd aan Onze lieve Vrouwe, een Maria kerk. In 1362 werd door ene Wermoldus van Gasselte in de kerk een bijaltaar gesticht, gewijd aan de heilige Catharina van Alexandrië met daaraan verbonden een priester, vicaris genaamd. Vanaf dat moment werkten twee priesters in Gasselte.
Op 10 mei 1598 werd de kerk van Gasselte net als alle Drentse kerken Hervormd. In de loop der eeuwen is het uiterlijk van de kerk door diverse restauraties en verbouwingen ingrijpend veranderd. Tijdens een restauratie, met oudheidkundig onderzoek in 1964, werden aan de noordzijde de sporen van twee muraalbogen gevonden, zichtbaar in de pleisterlaag. De vorm van deze bogen doet koepelgewelven vermoeden. In 1647 schrijft de kerkenraad, dat dit gewelf ten gevolge van oorlogshandelingen (80-jarige oorlog) en een zware storm ernstige scheuren vertoond boven het koor, het staat op instorten. In 1651 vind, een ingrijpende verbouwing plaats, waarbij de gewelven mogelijk zijn gesloopt en de kerk werd voorzien van een zolder.
Bron: site “Het Witte Kerkje van Gasselte”
Gieten – dorpskerk
Wanneer de kerk te Gieten gesticht is, is onduidelijk.
De dorpen, die onder de dingspel Oostermoer vielen, (waaronder Gieten) waren in het jaar 944 al aardige dorpen. De eerste officiële vermelding van het bestaan van Gieten komt echter van een belastingoorkonde van de Bisschop van Utrecht uit 1224. Dit is 200 jaar nadat Graafschap Drenthe door Koning Hendrik II aan Bisschop Adabold werd geschonken (1024 is het begin van de bisschoppelijke tijd).
De eerste op schrift gestelde vermelding van kerkelijk leven in Gieten dateert uit 1302. Het gaat hier om een kerkelijke acte, die ondertekend is door Fredericus, Kerkheer van Geten (= Gieten). Conclusies zijn hieruit niet te trekken, maar je zou toch mogen verwachten dat een kerkheer slechts zijn ambt kan vervullen als er een kerk is. En ook andere geschriften uit de 14de eeuw doen vermoeden dat Gieten rond 1300 een kerk had. Of dat ook al voor 14de eeuw het geval was weten we, op dit moment, niet. Wat wel met zekerheid te zeggen valt is dat in 1356 de parochie Gieten bestond.
Vanaf de 11de eeuw werden een aantal houten kerken vervangen door tufstenen gebouwen. Vanaf de 13de eeuw werden de “overige” houten kerken vervangen door bakstenen bouwwerken.
De Dorpskerk is een dochterkerk van de Magnuskerk (Anloo), een tufstenen kerk (schipgedeelte) uit de 11de eeuw. Het is dus mogelijk dat rond 1300 een houten kerkgebouw in Gieten plaats maakte voor een stenen bouwwerk. Gieten wilde namelijk vast niet veel onderdoen aan Gasselte waar eind 13de eeuw een bakstenen kerk verrees. Wellicht ging de kerk te Gieten daarbij van particuliere handen over naar het bisdom en was Fredericus zodoende de eerste kerkheer van G(i)eten.
Op de kerktoren staat een paard als windvaan. Hiermee wordt de verbondenheid met de boerengemeenschap gesymboliseerd. Daaronder refereren drie appels aan de verzoeking van Eva in het paradijs.
Bron: site van de protestantse gemeente Gieten
Grolloo – dorpskerk
De kerk is nog niet zo oud. Voor 1853 moesten de inwoners van Grolloo en bovengenoemde dorpen naar de Hervormde Kerk van Rolde voor de zondagse eredienst. De zandwegen waren of mul of modderig en de afstand van 2 x 6 tot 2 x 9 kilometer, die te voet moest worden afgelegd, werd als te groot ervaren.
Vandaar dat enkele mannen met een gedurfd plan voor de dag kwamen: een eigen kerkgebouw in Grolloo. Hun namen staan in de voorgevel van de kerk: Roelof Hagting, Remmelt Haange en Lens Beijering. Zij stuurden een verzoekschrift naar koning Willem III om hem toestemming te vragen voor de bouw. De koning weigerde en de reden van zijn weigering was zeer aannemelijk: de kleine gemeenschap van deze streek zou zo'n kerk niet kunnen bouwen en onderhouden. Maar de aanhouder wint. Twee keer werd het verzoek herhaald. En op het derde verzoek kwam de Koninklijke goedkeuring. De kerk is een zogeheten waterstaatskerk. Dat betekent dat de kerk met financiële steun van de landelijke overheid werd gebouwd. Het ontwerp en de bouw van dergelijke kerken was onderhevig aan de goedkeuring en controle door ingenieurs van het ministerie van Waterstaat.
Intussen hadden de inwoners van Grolloo en Schoonloo voor die tijd fantastische bedragen toegezegd. 47 gezinnen tekenden in voor f 5.409,50. De totale begroting voor de bouw van kerk en pastorie bedroeg f 9.612,00. De grond werd afgestaan door de familie Hoben. En zo werd in 1853 met de bouw begonnen. Op 8 januari 1854 kon de eerste kerkdienst worden gehouden. Wat waren de mensen blij met hun eigen kerk.
De klok op de voorkant van de toren is een geschenk van de dorpen bij het 150 jarig bestaan van de kerk in 2004.
Drie keer heeft er een grote restauratie plaatsgehad, n.l. in 1937, in 1976 en in 2003. Ook tijdens de laatste restauratie is volop gebleken dat de kerk nog steeds als een belangrijk gebouw in de dorpen wordt beschouwd. De hele gemeenschap droeg een steentje bij om het kerkgebouw te behouden.
Bron: site van de protestantse gemeente Grolloo/Schoonloo
Noordlaren – Bartholomeuskerk
In de 12e eeuw heeft er in Noordlaren waarschijnlijk een houten kerk/ kapel gestaan. Rond 1200 is vermoedelijk het idee ontstaan om een stenen kerk te bouwen.
De Bartholomeuskerk is in 3 etappes gebouwd als een Katholieke kerk. Omstreeks het einde van de 12e eeuw is het koor gebouwd, gevolgd door het onderste deel van de toren (vroeg 13e eeuw) en uiteindelijk het schip ( het deel tussen het koor en de toren) in de 1e helft van de 13e eeuw. De kerk is gebouwd in Romaanse stijl. Het schip was in eerste instantie nog gebouwd van hout en was drie-beukig.
De kerk had een belangrijke positie in de omgeving. Het viel onder het klooster van Bentheim in Aduard. Het was een kerk, waar priesters gewijd werden, maar waar ook trouw, doop en rouw plaatsvonden.
In de loop der tijd is de kerk verschillende keren aangepast. Zo is de doorgang van het schip naar het koor vergroot en zijn de ramen aangepast en is de toren verhoogd. Ook is de zuidmuur van het schip herbouwd na een brand in 1231.
In 1589, tijdens de reformatie, zijn alle katholieke uitingen weggehaald. De vele muurschilderingen in de kerk zijn wit gekalkt. Tijdens de restauratie zijn verschillende schilderingen weer tevoorschijn gekomen. Waaronder een van de twaalf wijdingskruizen, deze is nu zichtbaar in het koor, en de schildering boven de doorgang naar het koor.
Op de toren staat een paard als windvaan. Hiermee wordt de verbondenheid met de boerengemeenschap aangeduid.
Bron: site van PKN Noordlaren/Glimmen
Rolde – Jacobuskerk
Vanwaar je ook komt, de Rolder toren zie je van verre. In vroegere tijden was het een baken voor reizigers die te voet of te paard naar Rolde kwamen. Als je uit het noorden kwam en over het Ballooërveld naderde, dan kon je vrijwel recht op de kerk aflopen. Bij nacht zag je de vensters verlicht door een altijd brandende lamp. Landmeters hebben de toren ook gebruikt als vast punt.
Behalve als geografisch middelpunt voor een groot gebied centraal in Drenthe, was de kerk vooral een godsdienstig en maatschappelijk centrum in een zeer ruime betekenis.
We mogen er van uitgaan dat de kerk lang het enige stenen gebouw in de omgeving was. En bovendien groot genoeg om alle inwoners van Rolde en omliggende dorpen op te vangen voor godsdienstige plechtigheden, de zondagsdienst, doop en begrafenis. Bij die omliggende dorpen behoorden behalve Grolloo, Schoonloo, Balloo en de andere dorpen en gehuchten die nog altijd op Rolde georiënteerd zijn, ook Assen, Smilde en Witten. Behalve voor de eredienst werd de kerk gebruikt voor de rechtspraak en zeer waarschijnlijk eveneens voor andere samenkomsten als vergaderingen, openbare verkopingen, etc. Een echt ‘multifunctioneel’ centrum dus.
Het vroegere Drenthe was verdeeld in zes dingspelen. Dingspelen zijn rechtsgebieden, het gebied waarin bepaalde besluiten en/of vonnissen van toepassing zijn. De rechtbank in een dingspel heet ‘etstoel’. De 24 leden, ‘gezworenen’ of ‘etten’ werden gekozen, uit elk dingspel vier. De voorzitter was eerst de bisschop of zijn vertegenwoordiger, later de ‘drost’.
Er werd drie maal per jaar rechtgesproken: in Balloo op de maandag na ‘Beloken Pasen’ (een week na Paasmaandag), in Rolde op de dinsdag na Pinksteren en in Anloo op ‘Sint Magnus-dag’, dat is 19 augustus.
De zittingen van de etstoel van Balloo en Rolde werden voor zover bekend steeds in Rolde gehouden. Wellicht was dat in de kerk met een onderbreking tijdens de bouw van deze kerk in een periode van mogelijk 1399 tot 1428. Dat heeft geduurd tot 1688, dan verhuist de rechtbank naar Assen.
De belangrijke plaats die het Rolderdingspel en de plaats Rolde in Drenthe innamen zal te maken hebben met de centrale ligging. Al rond het jaar 900 werd in Rolde op dezelfde plaats als nu de eerste van drie houten kerken gesticht, waarvan één door brand moet zijn verwoest. Zo ongeveer in 1200 werd hier de eerste stenen kerk gebouwd: een grote Romaanse kerk met drie beuken die samen ongeveer even breed waren als de huidige kerk. Ook de lengte van het schip was vrijwel even groot als nu, maar het koor was korter en had een rechte muur als afsluiting. Voor de bouw werd gebruik gemaakt van baksteen in een groot formaat, de zogenaamde kloostermoppen. Die werden gebakken in een oven bij het Ballooërveld, op de plek die tot op de dag van vandaag ‘Tichelhoes’ wordt genoemd.
Waarschijnlijk werd in het begin van de 15de eeuw begonnen met de bouw van het Gotische Godshuis. Het is voor zover we kunnen nagaan in 1427 of begin 1428 ingewijd en in gebruik genomen. Het zal duidelijk zijn dat de kerk voor de rooms-katholieke eredienst is gebouwd, de reformatie en de overgang naar de ‘nieuwe leer’ waren bijna twee eeuwen later.
Aan de buitenkant zien we een geheel gotisch gebouw met de karakteristieke spitsbogen in vensters en nissen. Het gebouw is volgens de gebruiken van die tijd georiënteerd, dat wil zeggen: oost-west gericht, met het koor naar het oosten. De toren is van het zogenaamde Drentse type, waarvan nog een aantal dorpstorens in Drenthe bekend zijn. Ze zijn te herkennen aan de vier geledingen, door waterlijsten gescheiden, met onderin de ingang en verder in elke geleding één venster, blinde nis of galmgat. Op de toren staat geen weerhaan, maar een bazuinengel. Die bevindt zich op 52 meter hoogte. In de toren hangt een klok uit 1619.Als we rond de kerk lopen, dan valt het op dat er geen graven zichtbaar zijn. De begraafplaats is in het begin van de 19e eeuw verplaatst naar het oosten.
Bron: site van de Jacobuskerk
Zuidlaren – dorpskerk
De kerk van Zuidlaren is waarschijnlijk een dochterkerk van Anloo en diende voor de rooms katholieke eredienst. De patroonheilige van de kerk is onbekend.
Bij plakkaat van 10 mei 1598 gaat Drenthe over tot de gereformeerde leer. Dit gold ook voor Zuidlaren. Het zou echter nog tot 9 juni 1601 duren voor de eerste predikant van Zuidlaren, Johannes Crusius, mocht worden begroet.
Het schip van de kerk werd omstreeks 1240 gebouwd en is het oudst. Omstreeks 1300 werd aan de westgevel een stevige toren gebouwd.
Vervolgens werd de kerk naar het oosten verlengd met een iets smaller priesterkoor. In het midden van de 15e eeuw werd deze uitbreiding weer afgebroken voor de volgende verbouwing. Het schip van de kerk werd verlengd en er werd een nieuw priesterkoor gebouwd met een verhoogd dak en een kruisgewelf in gotische bouwstijl. Schip en priesterkoor werden door een triomfboog gescheiden. Sindsdien is de vorm van de kerk niet veranderd.
Van 1972 t/m 1974 werd de kerk zowel buiten als binnen gerestaureerd.
In 2004 heeft een interieur-restauratie plaats gevonden. Het oorspronkelijke houten tongewelf werd, na verwijdering van steengaas en stucwerk, in volle glorie hersteld. De kleurstelling in de kerk geeft een prachtig ingetogen schip te zien met een blij en stralend koor. Op de oostelijke koorsluiting zijn nog twee van de twaalf wijdingskruisjes zichtbaar die waarschijnlijk in de15e eeuw zijn aangebracht.
De oudste delen van de dorpskerk van Zuidlaren dateren uit de middeleeuwen. Onderin de muren van de kerk van Zuidlaren zitten grote bakstenen. Kloostermoppen heten ze. Ze zijn veel groter en onregelmatiger van vorm dan de nieuwere metselstenen. 800 jaar geleden zijn de kloostermoppen gebakken in veldovens aan de oever van de Hunze. In de ovens werd turf gestookt uit het Zuidlaarderveen.
Toen in 1232 hun houten kerkje afbrandde, besloten de Zuidlaarders een kerk van steen te bouwen. De stenen werden gebakken door monniken van de abdij van Aduard. Dit Groninger klooster was toen de grootste economische onderneming in Noord Nederland.
Bron: site van de Protestantse gemeente Anloo – Zuidlaren en site van Geopark De Hondsrug (hotspot)