Natuurbeheer
De Drentsche Aa is een bijzondere beek in een oud cultuurlandschap. De beek ontstond vanzelf, maar het landschap eromheen is door mensen gemaakt. Al vanaf het jaar 800 lieten boeren hun schapen op de heide grazen. Ze maaiden het gras in het beekdal en maakten akkers op de hoge zandgrond. Zo ontstond een landschap met houtwallen, grafheuvels en oude karrensporen. Staatsbosbeheer zorgt ervoor dat dit landschap goed blijft. Dat doen we zoveel mogelijk op de manier van vroeger.
Beekdalen vol bloemen
In het voorjaar en de zomer bloeien er veel planten langs de beek. Dat komt door goed beheer. Er wordt geen mest gebruikt en het gras wordt elk jaar gemaaid. Het maaisel gaat weg. Zo blijft de grond arm aan voeding. Dan groeien er geen snelle planten die alles overnemen, maar juist zeldzame bloemen zoals dotterbloemen en orchideeën. Staatsbosbeheer maait pas als de bloemen zijn uitgebloeid en de vogels klaar zijn met broeden. Dat is vaak in september. We maaien vanaf het midden naar buiten, zodat dieren kunnen wegvluchten.
Schapen en koeien op de heide
De heide blijft open dankzij grazende dieren. Schapen en koeien eten gras en jonge struiken. Schapen zijn kieskeurig en eten vooral jonge takjes. Koeien houden van lang gras en jonge boompjes. Op de heide in dit gebied lopen oude rassen, zoals Drentse Heideschapen en Schoonebeekers. Oude heideplanten worden taai. Daarom wordt de bovenste laag van de bodem soms weggehaald. Dan kan het zaad weer groeien en komt er jonge heide terug.
Onderhoud van houtwallen
Vroeger maakten boeren houtwallen om hun land af te bakenen. Ze stapelden stenen en boomstronken en plantten struiken met stekels, zoals meidoorn en sleedoorn. Zo bleef het vee op het land. In de houtwallen groeiden ook bomen die boeren gebruikten voor hout. Nu zijn houtwallen belangrijk voor dieren, zoals vogels en vleermuizen. Staatsbosbeheer snoeit de houtwallen in de winter en haalt bomen weg die te groot worden.
Bos voor hout én natuur
Sommige bossen zijn aangeplant voor de houtproductie. Staatsbosbeheer haalt elke vier jaar bomen uit het bos. Dit noemen we dunnen. Er worden nooit meer bomen weggehaald dan er bijgroeien. Bomen met een rode of oranje stip worden gekapt. Bomen met een blauwe stip blijven staan, bijvoorbeeld omdat er een nest in zit. Soms dunnen we extra, zodat loofbomen meer kans krijgen. Zo ontstaat een bos met verschillende soorten, waar meer dieren leven en dat beter tegen storm en ziektes kan.
Natuurlijke bossen in het Hart van Drenthe
In het Hart van Drenthe maken we van productiebos een natuurlijk bos. We kappen rechte rijen naaldbomen en laten bomen omvallen. Sloten worden gedicht, zodat water langer blijft. Zo ontstaat er moerasbos. Doordat het natter is geworden, hebben de otter en de bever er hun thuis gevonden. We letten goed op zeldzame soorten, zoals het veenhooibeestje.
Zorgvuldig werken
We werken met machines zoals maaiers en zagen. Die kunnen overlast geven. Daarom werken we volgens een ecologisch werkprotocol. Zo zorgen we dat planten en dieren zo weinig mogelijk last hebben van het werk.