Eerste Drentsche Aa bewoners
Het gebied van de Drentsche Aa is al heel lang bewoond, al sinds de laatste ijstijd, zo'n 10.000 jaar geleden.
Tijdens de Weichsel-ijstijd bereikte het landijs Nederland niet, maar het was hier wel erg koud. Tegen het einde van de Weichsel-ijstijd werd het zo koud dat zelfs in de zomer de temperatuur nauwelijks boven nul kwam. Het land was bedekt met een toendra-achtige plantengroei, ook wel de mammoet-steppe genoemd. In deze koude omgeving leefden dieren zoals mammoeten en wolharige neushoorns. Deze dieren trokken jagers aan, waaronder Neanderthalers. De eerste bewoners waren jagers en verzamelaars. Ze leefden van de dieren en planten om hen heen.
Later, zo’n 5000 jaar geleden, kwamen de eerste boeren, het Trechterbekervolk, naar dit gebied. Zij bouwden hun boerderijen op de hoger gelegen plekken en begonnen met akkerbouw en veeteelt. Ook bouwden ze hunebedden, grote graven van zware stenen, die nu nog steeds te zien zijn.
Door de jaren heen veranderde het landschap langzaam door het werk van de mensen. In de Middeleeuwen ontstonden kleine dorpen, heidevelden, akkers en weilanden. Maar de Drentsche Aa, het riviertje dat door het gebied stroomt, bleef zijn natuurlijke vorm behouden. Daardoor ziet het landschap er nu nog bijna hetzelfde uit als honderden jaren geleden.
In het Drentsche Aa-gebied zijn veel sporen van vroegere bewoners te vinden. Je kunt wandelen langs grafheuvels, hunebedden en oude boerderijen. Zo ontdek je hoe de mensen hier vroeger leefden, midden in de natuur.