De mens in het landschap
Nergens vind je zoveel cultuurhistorische overblijfselen dicht bij elkaar als in het Drentsche Aa-gebied. Niet voor niets ligt het enige Nederlandse archeologisch reservaat in Nationaal Park Drentsche Aa. Er zijn veel monumenten uit het verleden bewaard gebleven zoals hunebedden, grafheuvels, galgenbergen en middeleeuwse karrensporen. Je vindt hier natuurlijk ook de karakteristieke brinkdorpen met oude Saksische boerderijen, molens en kerken.
De Drentsche Aa is niet alleen gevormd door de natuur, maar ook door eeuwenlang gebruik door de mens. Door landbouw en veeteelt ontstond een rijk landschap met bloemrijke hooilanden in de lager gelegen beekdalen en akkers en dorpen op de hogere zandheuvels. Water speelde daarbij altijd een belangrijke rol. Het water vormde het landschap. Boeren maakten gebruik van het water om hun akkers te bevloeien en vee te laten drinken. De beekdalgraslanden in het gebied werden gebruikt om hooi van te maken. Dit waren natte graslanden langs de beek die dankzij het water altijd groen en vruchtbaar bleven.
Dat het Drentsche Aa gebied al snel door de mens werd gebruikt blijkt uit de meer dan 3500 vindplaatsen. Dit zijn onder andere hunebedden, grafheuvels en Celtic fields (ijzertijd akkers), maar ook sporen van Neanderthalers uit 50.000-100.000 jaar geleden. De eerste menselijke bewoning vond plaats langs de beekdalen en de flanken van zandruggen. Tot ongeveer 1000 v.Chr. werden de meeste nederzettingen daar opgebouwd. Tussen 8000 en 5000 v.Chr. bedekte een dicht loofbos het gebied, en mensen gingen over van jagen en verzamelen naar landbouw rond 4000 v.Chr.
Na 400 na Chr. verhuisden de mensen naar de keileemplateaus, die eerst niet bewoond waren. De nederzettingen op de dekzandgronden werden verlaten, terwijl de keileemplateaus steeds belangrijker werden, vooral in de middeleeuwen. Het landschap van het Drentsche Aa-gebied heeft zich door de eeuwen heen sterk veranderd door menselijke invloed, van dichte bossen naar open heidevelden en agrarisch land.