Ruggen in het landschap
Het gevarieerde zandlandschap in Noord-Drenthe is ontstaan in de ijstijd. Dit landschap, met zandruggen en beekdalen, wordt het Hondsrugsysteem genoemd. De Hondsrug is de meest oostelijke zandrug en ligt in een rij met 4 andere ruggen, zoals de Tynaarlorug, Rolderug, Zeijenrug en de rug van Norg. Deze ruggen worden gescheiden door smalle beekdalen.
Het unieke karakter van het Hondsruggebied is te danken aan de bijzondere vorm van de ondergrond. Tijdens de voorlaatste ijstijd, ongeveer 150.000 jaar geleden, duwde een ijsstroom vanuit het noordwesten door de bodem van Noord-Nederland en vormde kaarsrechte, evenwijdige ruggen. Deze lange ruggen worden ook wel 'megaflutes' genoemd. Dit soort lineaire landschapsvorm komt verder nergens anders in Europa voor.
De Hondsrug is de grootste van deze ruggen, met een lengte van 70 kilometer en een breedte van meer dan drie kilometer. Een andere belangrijke rug in het gebied is de Rolderrug, die ongeveer 60 kilometer lang is.
De Hondsrug en de kleinere omliggende ruggen zijn dus ontstaan tijdens de Saale-ijstijd, waarbij zand werd bedekt met keileem en later met dekzand tijdens de Weichsel-ijstijd. Dankzij het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is de rechtlijnige vorm van de Hondsrug goed zichtbaar geworden.
Ruggen van oost naar west:
- Hondsrug met dorpen als Gieten, Annen, Zuidlaren en de stad Groningen
- Tynaarlorug met dorpen als Tynaarlo, Yde, Eelde, Paterswolde en Hoogkerk,
- Rolderrug. Hierop plaatsen als Schoonloo, Grolloo, Rolde, Vries, Donderen en Peize
- Zeijenrug met de dorpen Zeijen, Peest, Norg en Roden.