Geologie
Het verhaal van de Drentsche Aa begint zo'n 150.000 jaar geleden tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien.
Er schoof een honderden meters dikke ijslaag vanuit Scandinavië over Noord-Nederland. Toen dit ijs smolt, liet het een dikke keileem laag en enkele keileemruggen achter vol zwerfstenen. Keileem is bestaat uit een mengsel van keien, grind, zand, klei en leem. Door het smeltende ijs ontstonden snelstromende smeltwaterstromen, die het landschap vormden. Het water stroomde van het hoger gelegen Drents Plateau, in midden Drenthe, richting de zee in het noorden. Omdat de zeewaterspiegel aan het eind van het Saalien nog lange tijd laag lag was het verval groot. De smeltwaterstromen sneden zich diep in de keileem- en zandlagen. Soms tot een diepte van wel 20 meter. Deze smeltwaterdalen vormden de basis voor de huidige Drentsche Aa.
In de laatste ijstijd, het Weichselien (11.500 jaar geleden), werden de diepe beekdalen voor een groot deel weer opgevuld met zand, grind en leem. Ook ontstonden er door de wind grote zandduinen en dekzandruggen. Later groeide er veen in de beekdalen en werd het landschap steeds vlakker.